De boer zit klem. Een nieuw verdienmodel is de enige uitweg.

Boer heeft nieuw verdienmodel nodig, geen stikstofinstallatie

Boeren protesteerden de afgelopen maanden veelvuldig om op te komen voor hun positie. Toch is een hervorming van de veeteelt onvermijdelijk.

Dit artikel verscheen bij OneWorld

Boeren zitten klem in een negatieve spiraal. Ze worden vanwege lage prijzen en voortdurende investeringen ‘gedwongen’ steeds grootschaliger te produceren, terwijl dit vanwege de milieu-impact en maatschappelijke weerstand tegen grootschalige bio-industrie niet langer houdbaar is. Ze kunnen alleen aan deze spiraal ontsnappen als ze een omslag maken: naar een verdienmodel gebaseerd op andere activiteiten, zoals het vermarkten van kennis over produceren en dierenwelzijn. Hiervoor kan de landbouw waardevolle lessen leren van sectoren die in het verleden een vergelijkbare omslag hebben doorgemaakt.

Groeiende maatschappelijke weerstand

De Nederlandse landbouw- en veeteeltsector behoort tot de wereldtop met een ongeëvenaarde kwaliteit, snelheid, opbrengst en efficiënt gebruik van grondstoffen. Ze is een van de grootste exporteurs ter wereld met een enorme omzet en een dito distributienetwerk wereldwijd.

Maar dit succes heeft een keerzijde: de milieubelasting door landbouw en veeteelt in Nederland wordt steeds problematischer. Dat komt door de uitstoot van broeikasgassen, fijnstof en stikstof, de daling van de bodem (het grondwaterniveau moet laag gehouden worden zodat de grond stevig genoeg is voor de koeien in de wei) en mogelijke uitbraak van ziekten, die kunnen overslaan naar mensen (zoals Q-koorts). Dit alles zorgt voor een groeiende maatschappelijke weerstand tegen de landbouw en verdere schaalvergroting in de vorm van megastallen, productieflats en megakassen.

De boer zit klem

De boer is in dit verhaal de zwakste schakel. Schaalvergroting is binnen het huidige stelsel van lage prijzen en hoge kosten de ‘enige’ optie die de boer heeft om zijn kosten te verlagen. Nieuwe regelgeving betekent immers voortdurend nieuwe aanpassingen, technologieën of kennis.

Kon de boer vroeger aan de lucht zien wat voor weer het werd; tegenwoordig moet hij die kennis kopen

En daarvoor is de boer steeds afhankelijker geworden van kostbare toeleveranciers: bedrijven die meer kennis in huis hebben, terwijl de boer zelf juist veel kennis heeft verloren. Kon de boer vroeger aan de lucht zien wat voor weer het werd, aan de koe merken wanneer ze drachtig was en zijn eigen zaden bewaren voor het volgende seizoen, tegenwoordig moet hij die kennis steeds vaker kopen: data uit de melkrobot vertelt over de vruchtbaarheid van de koeien, de drone over de bodemgesteldheid, zijn zaden moet hij elk jaar opnieuw kopen bij zaadveredelaars.

De financiering hiervoor moet van de bank komen, waar niet zelden nog een schuld loopt van een eerdere investering. De investering moet worden terugverdiend, maar kan nauwelijks worden doorberekend in de prijs. Boeren krijgen van supermarkten en andere klanten namelijk een lage vergoeding, die in bepaalde gevallen door overproductie nog verder daalt, zoals bij de melkprijs het geval is.

Vaak wordt circulaire landbouw, waarbij alle afvalstoffen zoveel mogelijk worden hergebruikt, als oplossing genoemd. Maar circulaire landbouw staat nog in de kinderschoenen en het moet nog blijken of genoeg boeren daarmee een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen. Er lijkt maar één oplossing over te blijven: minder productie in Nederland.

Meer toegevoegde waarde creëren

Waar de boer nu staat, stonden veel westerse bedrijven in andere sectoren decennia geleden ook. Productie werd alsmaar duurder, kon niet meer concurreren met goedkopere landen en de bedrijfsactiviteiten leverden nauwelijks nog iets op. De bedrijven werden een schakel in de keten die niet of nauwelijks waarde (lees: geld) toevoegt.

Om te ontsnappen aan de druk van lage marges hebben bedrijven zich moeten transformeren

Om te overleven in een competitieve markt en te ontsnappen aan de voortdurende druk van lage marges, hebben bedrijven in die sectoren sindsdien geprobeerd hieraan te ontsnappen. Door hun kennis te verkopen, te innoveren en kennisintensieve producten te ontwikkelen met een hogere marge.

Zo specialiseerde Hoogovens (nu Tata Steel) zich steeds meer in hoogwaardig staal en bijzonder producten en halffabricaten, en transformeerde chemiebedrijf DSM (voortgekomen uit de voormalige Nederlandse Staatsmijnen) zich van een producent van bulkchemicaliën en olieproducten tot een bedrijf dat hoogwaardige grondstoffen en medicijnen produceert. Wereldwijd wordt DSM geprezen om deze succesvolle transformatie. Het bedrijf behaalt met de innovatieve producten nu bovendien een hogere winstmarge dan vroeger.

Of denk aan voedingsmiddelenbedrijf Unilever, dat de afgelopen decennia talloze fabrieken verkocht, vooral van grondstoffen als olie, en steeds meer een marketingbedrijf is geworden dat innovaties (ook die van partners zoals geur- en smaakbedrijven) naar de markt brengt.

Een nieuw verdienmodel voor boeren

Melkveehouders zouden geld kunnen verdienen met de verkoop van medicijnen op basis van melkbacteriën

Vertaal je dit naar melkveehouders, dan zouden zij bijvoorbeeld geld kunnen verdienen met de verkoop van medicijnen op basis van melkbacteriën in plaats van de verkoop van bulkpakken melk. Een scenario dat niet eens zo ver weg is: bepaalde stoffen die vrijkomen bij de productie van kaas worden nu al gebruikt voor medicijnproductie. Zuivelbedrijf Danone is met de overname van Nutricia al opgeschoven naar babymelk en speciale ziekenhuisvoeding.

Bedrijven als Apple en BMW besteden hun productie vrijwel volledig uit maar trekken een groot deel van de toegevoegde waarde naar zich toe door op strategische componenten en onderdelen van een product of dienst controle te houden (zoals de motor of de batterij): ze bezitten de patenten en ontwikkelen ‘kleine’ innovaties waarmee ze een groot verschil maken ten opzichte van de concurrentie.

Die strategie zou ook kunnen werken voor boeren, die veel kennis hebben over hoe je maximale productie kunt halen uit planten en dieren. Deze kennis is geld waard en zou wereldwijd verkocht kunnen worden aan andere boeren of derde partijen. Nederlandse boeren zouden een groot deel van hun tijd kunnen besteden aan de ontwikkeling van nieuwe concepten zoals innovatieve stallen en kassen, nieuwe fok- en groeiprogramma’s, voeding en circulaire landbouwprincipes.

Door de handen ineen te slaan en te leren van andere sectoren, kan de boer ontsnappen uit de negatieve spiraal

Dit betekent dat er in Nederland in de toekomst minder geproduceerd zou kunnen worden, terwijl de boerenbedrijven nog steeds geld verdienen: deels met hetgeen ze nog steeds produceren (hoogwaardige producten met een hoge marge – denk aan de Japanse Wagyu-runderen of Ierse Greenfields – en de verwerking ervan) en deels met het vermarkten van hun kennis.

Misschien is dit voor een boer nog lastig voor te stellen. Het is ook een flinke uitdaging die boven het individuele boerenbedrijf uitstijgt en de overgangsfase kan gepaard gaan met schokken. De boer hoeft dit ook niet alleen te doen, maar kan teruggrijpen op een oude traditie: de boerencoöperatie. Door de handen ineen te slaan en te leren van andere bedrijfstakken, kan de boer ontsnappen uit de negatieve spiraal en het imagoprobleem dat hem vandaag de dag parten speelt. Een overheid die wil investeren in stikstofreductie kan dus het beste inzetten op het helpen om boeren hun bedrijfsvoering te transformeren.