Grenzen aan burgerparticipatie

Burgerparticipatie? Tijd voor een reality check

Het recente Klimaatakkoord is weer eens een knap staaltje Nederlands polderen van instituties en partijen die hun achterbannen de afgelopen decennia steeds verder hebben zien uithollen. De ondertekenaars staan dus nog voor de grote uitdaging om burgers enthousiast te krijgen ook ‘mee te gaan doen’. Maar hoeveel ruimte is er nog voor burgers om met alternatieven te komen of om voorstellen tegen te houden?

Dit is een artikel in de serie ‘De overheid als platform’

Het is al jaren de mode in beleidsland: burgerparticipatie, de laatste jaren vooral bekend als: ‘doe-democratie’ en ‘participatiemaatschappij’. Sommigen spreken zelfs van ‘over- heidsparticipatie’ om te laten zien dat de overheid moet aansluiten bij initiatieven die uit de samenleving zelf komen. Het gaat hand in hand met een bezuinigende en krimpende overheid die manieren zoekt om meer met minder te doen. Op talloze plaatsen in overheidsland is er de afgelopen jaren geëxperimenteerd met burgerparticipatie: van burgers die hun mening mogen geven tot burgers die mogen meehelpen en meewerken, bijvoorbeeld aan het bijhouden van groenvoorzieningen. Toch worden na meer dan tien jaar praten en experimenteren nog altijd dezelfde ‘fouten’ gemaakt.

Welles-nietes

Uitgebreide burgerconsultaties waarbij burgers ideeën mogen inbrengen over de toekomst van hun gemeente, belanden na afloop vaak toch op de plank omdat ze niet uitvoerbaar blijken te zijn of niet passen bij het andere gemeentebeleid. Gemeenteraden trappen steeds weer op de rem. De verantwoordelijkheid voor onderhoud van de groenvoorzieningen die was ‘overgeheveld’ naar burgers, bleek zonder voldoende begeleiding en coördinatie toch te verwateren en ontsporen. Veel gemeenten hebben de regie weer teruggenomen en budgetten weer opgehoogd.

Discussiefora, voor zover ze al bezocht worden, ontaarden in onhoudbare welles-nieteswedstrijden tussen gepolariseerde kampen. Burgers verwachten bovendien vaak dat de uitkomsten letterlijk worden overgenomen, hoe onduidelijk de vraagstelling soms ook was, hoe beperkt de opkomst en representativiteit ook. Er wordt geen ruimte gegund om de uitkomsten te kneden en passend te maken binnen bestaande kaders.

Ondertussen staat de samenleving voor een aantal ingrijpende veranderingen en uitdagingen waaronder de verduurzaming, zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord, de grote krapte op de woningmarkt en toenemende verkeersdrukte op wegen en vliegvelden en in binnensteden en havens. De ambitieuze doelen uit het Klimaatakkoord zijn in sommige gemeenten vertaald naar nog ambitieuzere doelen. Voor burgerparticipatie is amper nog ruimte: burgers kunnen hooguit meedenken in welke hoek de windmolens en zonneweides geplaatst worden.

‘Bestuurders moeten grenzen durven stellen aan burgerparticipatie’

Om draagvlak te behouden bij de samenleving is het belangrijker dan ooit dat bestuurders en politici reëel zijn over de ruimte die er voor burgers is om te participeren. Dit betekent dat ze duidelijke grenzen moeten durven stellen aan burgerparticipatie: burgers kunnen, willen of mogen niet altijd actief participeren (zo blijkt uit jarenlang onderzoek en ervaring).

Kunnen

Allereerst beschikken burgers vaak niet over de kennis, de middelen en het vermogen om zich een geïnformeerde mening te vormen over bijvoorbeeld energiebeleid of de opgaven op de woningmarkt. Daar komt nog bij dat een deel van de actief participerende burgers, zoals mantelzorgers, zich nu al overvraagd voelen, zo blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau en de WRR. De meest actieve burgers die het meest geneigd zijn om te participeren, kunnen er dus niet nog meer bij hebben.

Willen

Sociale media en enquêtes versterken de indruk dat burgers meer willen participeren. Traditionele media zijn erg gefixeerd geraakt op sociale media en peilingen en vergroten deze vermeende behoefte van burgers uit. Bovendien weten we dat sociale media niet representatief zijn voor de gemiddelde burger: het zijn veelal politiek geïnteresseerde, hoogopgeleide, blanke mannen die zich actief over politieke onderwerpen uitlaten op sociale media.
Burgers zijn zeker mondiger en ze kunnen zich makkelijker organiseren. Toch is ook hier uit onderzoek bekend dat de meeste burgers niet belast willen worden met de verantwoordelijkheid van het beslissen over lastige onderwerpen en het maken van complexe afwegingen. Dat mogen politici doen die er tevens verantwoording over afleggen. Een mening geven of een enquête invullen is vaak geen probleem maar als het te veel moeite kost of er langere tijd een beroep op ze gedaan wordt, haken ze af. Veel goed bedoelde projecten van moestuintjes en groenvoorzieningen tot wifi-netwerken sneuvelden na verloop van tijd doordat de burgers moeite hadden om zich voortdurend vrijwillig te blijven inzetten.

Lees meer in mijn Boek ‘Veel gekwetter, weinig wol’

Mogen

Het is ook niet altijd wenselijk dat burgers participeren. Op bepaalde terreinen heeft de overheid een duidelijk mandaat: neem het monopolie op geweld. De politie maakt bij het opsporen van daders graag gebruik van het publiek (denk aan het tv-programma ‘Opsporing Verzocht’). Burgerparticipatie is hier een delicate balans tussen het bevragen en mobiliseren van betrokken burgers en het controle houden over die hulp. Dat laatste is het grootste probleem. Een politie-app waarin burgers mogen meehelpen met opsporen zorgde ervoor dat enkele fanatieke ‘boevenvangers’ zichzelf in gevaar brachten. Buurtwachten kunnen wijken veranderen in gated communities, waar vreemden ’s nachts worden aangehouden en ondervraagd of zoveel mogelijk geweerd worden uit de wijk. Gedrag wat velen van de politie niet zouden tolereren. Een groep fanatieke burgers die in 2013 de bossen in gingen om vermiste kinderen Ruben en Julian op te sporen, bleken vooral sporen te vernietigen waaruit de politie aanwijzingen kon halen. Hier komt nog bij dat de burgers zich in dit geval zelf georganiseerd hadden via sociale media. Het is dan extra lastig maar nodig dat de overheid beperkingen oplegt aan deze aangeboden vrijwillige hulp.

Naar een volwassen relatie

Kortom, burgerparticipatie is alleen nuttig mits begrensd en goed geregisseerd. Bestuurders, beleidsmakers en politici moeten zich dus niet gek laten maken door burgers op sociale media maar op basis van ervaring en bekende feiten, duidelijke kaders stellen. Daarbinnen is volop ruimte voor nuttige ideeën en inzet van burgers. Er is inmiddels veel ervaring opgedaan met praktijken en methoden die goed werken. Overheden moeten niet denken dat ze taken gemakkelijk kunnen overdragen aan burgers: ze blijven verantwoordelijk voor coördinatie, regie en ondersteuning. Politici zouden zich meer op de grote lijnen kunnen richten en duidelijke kaders stellen maar moeten daarbinnen ruimte durven geven aan bestuurders om deze samen met burgers verder in te vullen. Dan is burgerparticipatie eindelijk geen wassen neus meer maar een volwassen samenwerking tussen burger en overheid.

Dit artikel verscheen in Publiek Denken, editie 16, maart 2019.