Twitter. Ongetwijfeld een van de nieuwe fenomenen op internet die het afgelopen jaar het meest in het nieuws is geweest. Op het eerste gezicht lijkt het niet veel meer dan een chatbox waar iedereen gezellig, misschien wat oppervlakkig, met elkaar kletst, maar dan in het openbaar. Velen zien in Twitter ook hét nieuwe medium dat in staat is om snel en direct laatste nieuws te leveren, zoals dat bijvoorbeeld gebeurde bij de opstand in Tibet en de Iraanse verkiezingen. Weer anderen gebruiken Twitter om een zorgvuldig geselecteerde groep mensen te volgen en zo op de hoogte te blijven de laatste ontwikkelingen op een voor hen interessant vakgebied. Twitter als een sociaal filter van informatie: wat belangrijk is wordt getweet of ge’retweet’, onbelangrijke informatie verdwijnt.
In allerlei opzichten is Twitter het toonbeeld van het sociale web dat een grote mate van vluchtigheid kent. Niet iets waarvan je in eerste instantie veel intelligentie van verwacht. Wat betekent dat voor de toekomst? Is er dan wel sprake van ‘wisdom of the crowd’?
De afgelopen maanden heb ik rond dit soort vraagstukken gesproken met experts uit uiteenlopende invalshoeken, van sociale wetenschappers en bedrijfseconomen tot ‘techneuten’ uit de kunstmatige intelligentie.
De verhalen van deze experts suggereren dat fenomenen als Twitter en andere vormen van ‘social media’ wel eens een belangrijke bron van intelligentie kunnen zijn. Zij zien namelijk steeds meer overeenkomsten tussen het Internet en het menselijke brein. Beide hebben een netwerkstructuur met verdichtingen en verdunningen: plaatsen waar meer of minder knooppunten (‘neuronen’) bij elkaar zitten. Een brein kan alleen intelligentie ontwikkelen als het voortdurend gevoed wordt met nieuwe data en informatie. Onze hersenen passen zich voortdurend aan aan de signalen die zij verwerken. Daardoor ontstaat een nieuwe hersenstructuur waarmee nieuwe informatie wordt verwerkt en geduid. De hersenen zijn dus een geheugen en een processor in één: de informatie zit in het netwerk verweven en de structuur van het netwerk bevat de intelligentie hoe deze informatie geduid moet worden. Op deze manier zijn onze hersenen in staat om razendsnel prikkels uit de omgeving te verwerken, te beoordelen en te beslissingen welke actie te nemen. Dat gaat veel sneller dan de manier waarop onze huidige computernetwerken in elkaar zitten: met immense databases waarin eerst de benodigde informatie moet worden opgezocht, alvorens deze, samen met andere informatie, kan worden verwerkt om te bepalen welke actie er genomen moet worden.
Als we het Internet vergelijken met onze hersenen dan kan de informatie die wij als mensen in het web stoppen (de tweets van Twitter, filmpjes op YouTube, ons zoekgedrag op Google) gezien worden als de signalen die de hersenen te verwerken krijgen. Mensen zijn dus als het ware de sensoren, de zintuigen van een ‘Wereldwijd Brein’ [Peter Rusell, The Global Brain (1982)]. Als we erin slagen om een netwerk te creëren dat in staat is om al deze informatie te verwerken en op te slaan in de netwerkstructuur, net zoals de hersenen dat doen, kunnen we – zelfs met eenvoudige input (zoals de korte berichten van Twitter) – een intelligent brein trainen dat in staat is om complexe situaties en complexe vraagstukken aan te kunnen. Maatschappelijke vraagstukken zoals bijvoorbeeld duurzaamheid en gezondheid.
Dat alles vraagt een verdere ontwikkeling van onder andere de netwerkstructuur van het Internet en van de semantische technologie waarmee computers menselijke taal kunnen begrijpen en verwerken. Deze ontwikkelingen zijn in volle gang en zullen volgens experts de komende jaren geïmplementeerd worden.
Misschien blijkt dus over tien tot twintig jaar dat het ‘oppervlakkige’ Twitter slechts een eerste stap was naar een groter collectief brein gevormd door mensen en kunstmatige intelligentie (computers): een ultieme ‘wisdom of the crowd’.